Terugblik op het symposium bèta-didactiek 1972 – 2022 – 2072
Korte impressie
Op vrijdag 13 mei 2022 kwamen circa 80 vakdidactici in en rondom het Freudenthal Instituut van de Universiteit Utrecht bij elkaar. In de grote zaal van de Domstad in Utrecht verzamelden collega’s, oud-collega’s, en ook medewerkers van andere instituten waar het FI mee samenwerkt. Een en ander had het karakter van een serieus symposium met een ‘lichtgewicht programma’, en veel ruimte voor reünie, ook na de twee wat kale corona-jaren. Hapjes en drankjes zorgden voor een gezellige en levendige afsluiting van een geslaagd symposium. Hieronder korte aantekeningen bij de drie onderdelen, waarbij we vooral de vloer geven aan de toekomst (2022-2072).
Terugblik – 1972 – 2022
Aan de hand van een quiz keken de aanwezigen terug op de ontwikkelingen in de afgelopen 50 jaar. Enkele vragen uit de quiz hadden betrekking op de rol van contexten waarmee het bèta-onderwijs toegankelijker en relevanter werd gemaakt voor de leerlingen. Ook was er aandacht voor de plek van het FI in het veld en in de (internationale)onderzoeks-gemeenschap. Kees Hoogland, Berenice Michels en Joke Daemen hadden daarbij duidelijk een goed beeld van het verleden, zij waren de prijswinnaars van dit onderdeel!
Blik – 2022 – 2022
Daarna stond het symposium stil bij het heden en werd een breed palet getoond wat betreft lopende projecten bij het Freudenthal Instituut (PhD onderzoeken, e.d.). Een en ander was gethematiseerd rondom grotere onderwerpen als:
|
Vooruitblik – 2022 – 2072
In de avond werd gebrainstormd over enkele thema’s voor de toekomst, die door de aanwezigen zelf waren aangedragen. Deze onderwerpen zullen ook weer input vormen voor de strategiediscussie van het Freudenthal Instituut, dat hierin graag met andere instituten en betrokken docenten samen optrekt.
Discussietafel 1 – Lerarenopleiding
Een discussie met ongeveer 13 mensen.
We moeten wellicht meer lef tonen in de lerarenopleiding. We hebben een belangrijke taak w.b. onderwijsvernieuwing, en in de lerarenopleiding is er een intensief traject voor nieuwe docenten w.b. kennis, houding, en ook het netwerk (weten waar je je kennis vandaan haalt, gedurende de opleiding, maar ook daarna). Durven wij als opleiders alle vrijheidsgraden te pakken die er zijn?
We weten allemaal dat, zodra je de docent ‘loslaat’ (de docent heeft een aanstelling en is ‘startende docent’) er veel krachten inwerken op de professionaliteit van deze docent: methodegebruik, de tradities binnen de school, etc. Je moet van goede huize (en dus ook opleiding!) komen om dan je eigen overtuigingen/zoektochten overeind te houden, en wij hebben daar als opleidingen een belangrijke taak, gedurende de opleiding maar ook daarna.
Om meer kracht in die samenwerking tussen opleiding en school te leggen is het noodzakelijk dat er meer flexibiliteit komt in het opleidingsprogramma en de begeleiding van de ‘docent in opleiding’. Landelijk gezien gebeurt hier al het een en ander (samen opleiden, e.d.), maar dat gaat in feite nog niet ver genoeg. Zowel voor po (pabo) als vo (2e en 1e graads) kunnen/moeten hier nieuwe stappen gezet worden.
In deze groep is ook expliciet gediscussieerd over de rol van statushouders, mensen die wellicht ihkv hun vorige beroep veel kunnen betekenen, maar door taal- en andere problemen niet zo maar aan de bak kunnen. Er is natuurlijk het interessante project van de NVvW op dit vlak, maar er kan meer.
Discussietafel 2 – Bèta voor Morgen
Een discussie met ongeveer 12 mensen
De titel ‘bèta voor morgen’ is een parafrasering van ‘Wiskunde voor Morgen’ (WvM), een werkgroep van NVORWO/NVvW (https://www.rekenenwiskunde21.nl/). Deze werkgroep WvM richt zich op de vraag hoe het reken- en wiskundeonderwijs moet worden aangepast om leerlingen voor te bereiden op de maatschappij van de toekomst. Immers, computerisering en globalisering van onze maatschappij zullen hun vertaling moet krijgen in op de informatiemaatschappij toegesneden onderwijs.
Op 13 mei werd deze discussie dus nog iets breder genomen, bèta-breed. De groep ziet een steeds prominentere plek voor het aanleren van hogere-orde-vaardigheden, met daarbij (daaronder/daarnaast) overigens een gedegen en goed gedifferentieerde aandacht voor basisvaardigheden. Globaal gesproken zal er minder, maar nog steeds voldoende, ruimte zijn voor procedurele kennis, en de ruimte die dan ontstaat kan worden gebruikt voor meer betekenisvolle aandacht voor de centrale concepten (‘big ideas’, ‘crosscutting concepts’, etc.). Neem nu bijvoorbeeld de aandacht voor ‘wiskundige denk-activiteiten’, dat gaat verder dan alleen maar probleem-oplossen, het vraagt andere vaardigheden van de leerling en van de docent, andere tools en werkvormen, en heeft relaties met andere vakken (niet alleen bèta!)
Discussietafel 3 – VMBO
Een discussie met ongeveer 8 mensen
Er is veel passie voor het VMBO, maar er moet meer onderzoeks- experimenteer-, en samenwerkingsruimte komen (binnen het FI, maar sowieso) om de mogelijkheden van deze groep (in relatie tot STEM-vaardigheden) beter tot ontwikkeling te laten komen en te benutten. Concreet:
- Er is onderzoek nodig naar de kwaliteit van lesmethoden (dat geldt voor de Nieuwe Leerweg – vh TL) maar in feite voor alle leerwegen. En dan op basis van dat onderzoek meer houvast voor docenten
- Meer tools (bijv. AR/VR, maar dit is veel breder/rijker), speciaal ontwikkeld voor en geënt op het vmbo
- Docent-promotie-beurzen voor VMBO!
- Techniek-opleidingen aantrekkelijker maken
Discussietafel 4 – Interdisciplinariteit
Een discussie met ongeveer 9 mensen
Bij interdisciplinariteit gaat het om de ‘mono-disciplines’ (wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, informatica, etc.) en de noodzaak om samenhang aan te brengen. We hebben natuurlijk al veel geëexperimenteerd (neem ANW, NASK, NLT, rekenbewust vakonderwijs, taalgericht vakonderwijs, etc.), steeds zoekend naar de juiste balans, en wat dit voor consequenties heeft voor de betrokken docenten, en hoe je het onderwijs dan moet inrichten (lessen, toetsing, …).
In deze groep werd nog verwezen naar het promotieonderzoek dat Elske de Waal is gestart w.b. de geschiedenis van het Freudenthal Instituut. Het gaat dan concreet om het herkennen, inventarisen en erkennen van de huidige cultuurverschillen bij verschillende bloedgroepen in de bèta-didactiek (STEM-onderwijs in alle breedte).
Discussietafel 5 – Diversiteit en inclusie
Een discussie met ongeveer 6 mensen
Er is een groeiende hoeveelheid kennis (binnen het FI en daarbuiten) hoe om te gaan met het vraagstuk van diversiteit en inclusie (binnen de opleiding, binnen de klas). In deze groep werden diverse accenten besproken, zoals ‘personalised contexts’ (geef veel ruimte voor belevingswereld), ‘role models’ (als je wilt dat dingen veranderen, geef dan in ieder geval zicht op alle betrokkenen!), kijk uit voor het labelen maar probeer steeds weer open te breken. Dit laatste vergt veel van docent, maar ook van de leerling, het onderwijs is vaak al ‘geconditioneerd’ (neem bijv. hoe in beroepsonderwijs bij sommige opleidingen de ‘gender-scheiding’ ongeveer 100% is, e.d.).
Dit gebied heeft extra aandacht nodig, met daarbij – voor bèta-didactiek – de noodzakelijke vraag welke rol de vakdidactiek daarbij kan spelen.
Discussietafel 6 – PO en bèta
Een discussie met ongeveer 7 mensen
Het zou zo moeten zijn dat vanuit OCW niet alleen maar een masterplan basisvaardigheden wordt geschreven, maar ook een masterplan wereldoriëntatie! En als de overheid dat niet doet, dan moeten wij (community bèta-didactiek) het doen. Er is veel know-how en kracht in de diverse netwerken (netwerk voor de pabo, netwerken w&t, wetenschapsknooppunten, etc.). De nieuwe of vernieuwde aandacht voor burgerschap (zie ook masterplan) biedt heel veel kansen, laten we hier handig op inspelen.
Het is fijn te weten dat op dit onderwerp een groep is ontstaan bij de NVON (werkgroep po), en natuurlijk is het ook goed het bestaande netwerk van Panama (en ELWIeR onderzoeksgroep) en alle betrokken lectoren op dit vlak te betrekken.
Discussietafel 7 – Samenwerking
Een discussie met ongeveer 6 mensen
Deze groep constateert dat er in feite wat ‘proces-regie’ ontbreekt als het gaat om aandacht voor bèta-didactiek. Procesregie bij onszelf (bloedgroepen binnen beta-didactiek) maar ook bijvoorbeeld richting beleidsmakers. Wat het extra lastig maakt is dat de politiek het idee van ‘los zand ideeën’ versterkt als het gaat om netwerken/instituties, en dat komt de kwaliteit niet ten goede (eufemisme). We werken op zich wel goed samen tussen hoogleraar-posities en lectoraten, toch worden we hier ook gemangeld door ‘lokale’ beslissingen het weer eens anders te doen (schoolbesturen, hbo- en wo-instellingen die nieuw beleid ontwikkelen, etc.).
Voor de toekomst is dan nog eens extra belangrijk dat er (goed) wordt geëxperimenteerd met vakoverstijgende vaardigheden (met achterliggende concepten), opdat er een solide afstemming ontstaat van alle kennis in de verschillende gebieden van het onderwijs. Geen makkelijke opgave overigens, maar juist dit vraagt om intensieve inhoudelijke samenwerking.
Er liggen zeker nog onbenutte kansen bij de uitkomsten van het nationaal groeifonds, als het gaat om nieuwe samenwerkingsmogelijkheden.