Lerarenopleidingen Science en Wiskunde/Rekenen

Ontwikkeling van curriculum frameworks in het VK

In het Verenigd Koninkrijk zijn de drie bèta-vakverenigingen – de Royal Society of Biology (RSB), de Royal Society of Chemistry (RSC) en het Institute of Physics (IoP) – met een zeer interessant project bezig. In eerste instantie zelfstandig, maar ook steeds meer in overleg, zijn ze zogenaamde frameworks aan het ontwikkelen voor toekomstige curricula: adviezen voor beleidsmakers en curriculumontwikkelaars over waar het onderwijs in de verschillende bètavakken volgens hen over zou moeten gaan. In dit artikel zal ik een kort overzicht geven van de drie frameworks en ingaan op de overeenkomsten en verschillen tussen de drie producten.

De aanpak door de RSB is het meest van de drie ingestoken op de bestaande curricula in de verschillende landen van het Verenigd Koninkrijk. In hun eigen woorden ‘evolution not revolution’. Hun aanpak was tweeledig. Ten eerste hebben ze alle bestaande onderwerpen gerangschikt in vijf grote vragen. Ten tweede hebben ze gekeken of de manier waarop die onderwerpen nu beschreven worden in standards correct en logisch is. Zo viel het bijvoorbeeld op dat ‘classificatie’ wél onderdeel van het curriculum was voor kinderen van 5-11 jaar en van 14-19 jaar, maar niet voor kinderen van 11-14. Dit heeft geleid tot het overzicht hieronder waarin te zien is welke onderwerpen onder welke grote vraag vallen en wanneer die volgens de RSB aan bod zouden moeten komen.

Voor ieder onderdeel van het overzicht zijn ook gedetailleerde leerlijnen ontwikkeld voor het primair en voortgezet onderwijs, van 5 tot 19 in het Verenigd Koninkrijk. De inhoud van die leerlijnen is nog sterk gebaseerd op bestaande standards en aangepast om bijvoorbeeld detailniveau, taalgebruik en genderbalans te verbeteren.

Ook bij scheikunde is de opzet van RSC geweest om het vakgebied te beschrijven aan de hand van grote vragen. Bij scheikunde is er echter voor gekozen om niet alleen de kennis te beschrijven die de discipline heeft opgeleverd (‘chemical concepts’), maar ook de manier waarop die kennis verkregen is (‘chemistry as a science’) en het gebruik van die kennis (‘chemistry and the world’). Deze drie aspecten zijn volgens de RSC verweven en moeten in het onderwijs in balans worden behandeld.

De uitwerking binnen iedere grote vraag is nog minder gedetailleerd dan bij biologie. Binnen iedere vraag zijn één of meer inhoudsgebieden (strands) aangemerkt en binnen die in inhoudsgebieden zijn belangrijke concepten en onderwerpen benoemd, maar die zijn niet uitgewerkt tot leerlijnen of leerdoelen, zie de figuur hieronder. Ook is het huidige framework alleen voor leerlingen van 11-16 jaar uitgewerkt, maar dat gaat nog uitgebreid worden.

Het Institute of Physics heeft niet voor grote vragen maar voor Big Ideas gekozen zoals in Harlen (2010). Daarbij zijn zij begonnen met big ideas die beschrijven hoe een natuurkundige werkt en, vooral, denkt; zie de opsomming hieronder. Deze big ideas zijn volgens het IoP antwoorden op de vraag ‘How do we come to know?’ Daarnaast hebben ze nog drie andere vragen geformuleerd: ‘What exists?’, ‘Why do things happen?’ en ‘What can we do with the knowledge?’

De eerste twee vragen hebben ze samengevoegd tot een categorie die je kunt omschrijven als natuurkundig-inhoudelijke kennis. Er ontstaan dan drie categorieën die sterk samenhangen, zie de figuur.

In alle drie de categorieën samen zijn in totaal 20 big ideas ontwikkeld. Deze big ideas zijn  nog globaal ingevuld en pas in een voorlopig stadium: het IoP is er nog niet tevreden over. Voor leerlijnen of leerdoelen is het dan ook nog te vroeg.

Tussen deze drie producten zijn overeenkomsten en verschillen zichtbaar. Daarom zijn de drie vakverenigingen ook met elkaar in gesprek gegaan over de drie producten. Waar is het mogelijk en nuttig om de producten meer met elkaar in overeenstemming te brengen? Waar komt juist de eigen identiteit van het vak naar boven?

Opvallend is dat zowel scheikunde als natuurkunde een driedelige structuur hebben met ‘werkwijzen’, ‘kennis’ en ‘toepassingen’. Geïnspireerd hierdoor heeft ook de RSB het framework aangepast door naast de grote vragen die ze al hadden (en die nu onder het kopje Big questions of biology vallen) de kopjes How do we study biology en How do we use biological knowledge toe te voegen.

Ook zijn de drie vakverenigingen aan het nadenken over hoe met name de categorie werkwijzen verschilt en overeenkomt tussen de drie vakken. Inmiddels is ook de Association for Science Education (zustervereniging van de NVON) betrokken bij het overleg.

Deze tekst is gebaseerd op artikelen die de vakverenigingen hebben geschreven in het blad School Science Review 370 (te vinden op https://www.ase.org.uk/resources/school-science-review/issue-370) en presentaties die zij hebben gegeven op de ASE Annual Conference 2019, deels te vinden op https://aseannualconference2019.sched.com/event/29066f84589ac04d8cb4707505111409 (biologie) en https://aseannualconference2019.sched.com/event/b94fbe8742db26b0134d3c0ca5f91413 (natuurkunde).

 

Referentie:

Harlen, W. (Ed.). (2010). Principles and big ideas of science education. Association for Science Education.

 

ELWIeR en Ecent als één STEM