Lerarenopleidingen Science en Wiskunde/Rekenen

Carrière-profielen voor bèta-docenten

Binnen het project Teach4Life (2022-2024) wordt o.a. een inventarisatie uitgevoerd van interessante carrière-perspectieven voor bèta-docenten.

Een samenwerking tussen vo-ho-netwerken en elwier.

Werkgroep Teach4Life 23-11-2023

Geleerde lessen omzetten naar effectief beleid- een belangrijke rol voor de VO HO netwerken. De VO HO netwerken willen een stevige gesprekspartner voor OCW en raden zijn. Om die reden participeren de netwerken in het Europees onderzoeksproject Teach4Life, waarin onderzocht wordt hoe we Bètadocenten voor het onderwijsveld kunnen behouden. In deze werkgroep gaan we na een korte presentatie aan de slag met de vertaling van de ‘kersverse onderzoeksresultaten’ naar actiepunten voor VOHO, OCW en de raden.

Sprekers: Jamila de Jong (WUR) en Vincent Jonker (UU/exprw)

Conferentie vo-ho-netwerken 2023

Centrale doelstelling Teach4Life

Het is belangrijk dat bèta-docenten soms een stap kunnen maken in hun carrière, waardoor ze ‘niet verloren gaan voor het vak’, maar gewoon in een extra taak/functie of een andere werkplek hun steentje kunnen bijdragen in een voor hen interessante vervolgstap.

School HBO/Universiteit Overig
Curriculumontwerper x x
Docent-onderzoeker x x
Medewerker wetenschapscommunicatie x x
Onderwijsmanager x
Lerarenopleider x
Toetsexpert x x
Uitgever x

Interviews

Elke docent is altijd bezig met het aanpassen van stukjes curriculum: eigen werkbladen, een eigen planningsdocument van activiteiten, en vaak ook in sectie-verband werken aan een school-specifieke aanpak om het onderwijs zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de leerlingen. Iedere docent is dus altijd een beetje een curriculum-ontwerper.
Toch kenschetst de Nederlandse situatie zich dat veel is vastgelegd in methodes, examenprograma’s en gedetailleerde curriculum-beschrijvingen binnen de eigen schoolaanpak, en dat veel docenten het prettig vinden niet steeds als ontwerper aan het werk te zijn, maar gebruik te maken van goed ontworpen materialen.

Docenten die juist het aspect van ontwerpen omarmen kunnen op diverse plekken terecht:
• SLO, landelijk expertisecentrum voor het curriculum
• Op regionaal niveau in de diverse netwerken: vohonetwerken
• Scholen met een eigen stempel, zoals Technasia, of die op basis van andere initiatieven besluiten de eigen ‘methode’ vorm te geven en in te richten met de eigen docenten.
• Bedrijven die onderwijsproducten ontwikkelen, zoals Texas Instruments en andere ict/software-bedrijven
• Netwerken van docenten die graag zelf grip houden op de inhoud, zoals bijv. VO-content
• Auteur worden bij een educatieve uitgever
• Vakvernieuwingscommissies : bij grotere veranderingen in het curriculum (nieuw examenprogramma) wordt gewerkt met vakvernieuwingscommissies die zich buigen over de details van het vak en hoe dat veranderd kan/moet worden.

Taakgebied
In Nederland is er een landelijk expertisecentrum voor het curriculum, de SLO (slo.nl), en daar komen de expertises bij elkaar wat betreft de verschillende onderwijsssectoren en onderwijsinhouden (vakken, gebieden). Vaak hebben de SLO-medewerkers een onderwijsachtergrond (hebben zelf lesgegeven), en stellen hun ervaring ten dienste van landelijke vernieuwingstrajecten binnen vakken, maar soms ook in bredere onderwijsvernieuwingen (nieuwe vormen van onderwijsorganisatie, toetsing, etc.).
De SLO wordt in veel gevallen door de overheid gevraagd om curriculum-vernieuwingen te coördineren en begeleiden.

Eisen
Relevante universitaire of hbo-opleiding en ervaring in het gebied.

Competenties
Bij dit ‘vak’ van curriculum-ontwerper is de ‘echte leerling in de klas’ iets verder uit beeld. Je kunt je in het ontwerp meer concentreren op de stof en inhoud, en wat je denkt dat daarmee moet gebeuren qua werkvorm, diepgang, e.d. Dat neemt niet weg dat ervaring met het lesgeven aan de doelgroep (de specifieke leerling die het curriculum volgt) essentieel is, pas dan ben je als ontwerper in staat om in het ontwerp rekening te houden met de dynamiek van al die leerlingen die nu eenmaal verschillend omgaan met wat er in het curriculum is vastgelegd.

Verdere informatie
SLO (2022) – slo.nl
VO-content (2022) – vo-content.nl

Ruim 15 jaar geleden is er in Nederland meer aandacht gekomen voor het combineren van het beroep docent en het beroep onderzoeker. Natuurlijk wordt er altijd wel een reflectieve houding gevraagd van de docent, maar dit kan nog sterker georganiseerd worden als iemand zowel als docent en als onderzoeker aangesteld is: docent-onderzoeker.
In 2007 startte het zogenaamde DUDOC-programma waarin twintig vo-docenten uit de bètavakken een onderzoek uitvoerden, ondersteunend voor de lopende vernieuwing van de bètavakken (wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, techniek en NLT). Het onderzoek besloeg een periode van vier jaar waarin docenten naast hun lessen in de school drie dagen per week aan het onderzoek besteedden en het onderzoek aan het eind van die periode zoveel mogelijk afsloten met een promotie. Het succes van dit programma heeft ertoe geleid dat er niet alleen een DUDOC-bèta-vakken mogelijkheid is, maar inmiddels ook voor de andere schoolvakken (alpha, gamma). Daarnaast kwamen vervolgprogramma’s in de vorm van promotiebeurzen en postdoc-onderzoek-beurzen (bijv. postdoc-vo).

Taakgebied
Via de hierboven genoemde programma’s is duidelijk geworden dat het voor scholen/onderwijsorganisaties interessant is om docent-onderzoekers aan te stellen.
De docenten die deze extra investering kunnen en willen plegen blijven behouden voor de onderwijsbanen. Vaak blijven de docent-onderzoekers actief als docent, en heeft het onderzoekstraject een positieve invloed gehad op henzelf (kennis, vaardigheden, houding) en de organisatie. Het kan betekenen dat deze docent-onderzoekers in het verlengde van hun onderzoek ook andere taken op zich (kunnen) nemen die voor henzelf en de organisatie een extra stimulans inhouden en de carrière verrijken.

Eisen
Inmiddels zijn er dus subsidies voor docent-onderzoekers in verschillende varianten. Een aanvraag kan worden ingediend als men een vast contract heeft bij een onderwijsorganisatie/school, of dat de school in een intentieverklaring vastlegt dat een vaste baan in het verschiet ligt op basis van het onderzoekstraject. Vaak gaat het om een beurs, waarmee drie dagen in de week onderzoek kan worden gedaan gedurende vier jaar.

Competenties
In feite gaat het bij de docent-onderzoeker om vergelijkbare competenties als bij lerarenopleiders, grofweg een tweedeling: je kunt goed omgaan met leerlingen/studenten (basis-, voortgezet onderwijs, mbo) en je bent goed in de inhoud (vakinhoud en vakdidactiek) van je vak en dat laatste ga je uitdiepen middels een onderzoek.

Verdere informatie

NRO (2022) Dudoc bèta
https://www.nro.nl/onderzoeksprogrammas/onderzoeksbeurzen-voor-leraren/dudoc-beta

Post-doc vo, voor gepromoveerde bèta- en techniekdocenten
https://www.nro.nl/onderzoeksprogrammas/onderzoeksbeurzen-voor-leraren/postdoc-vo

OCW (2022). Hoe kom ik in aanmerking voor een promotiebeurs? https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/vraag-en-antwoord/promotiebeurs-voor-leraren

Knippels, M, Goedhart, M and Plomp, T. (2008). Docenten in onderzoek – het DUDOC-programma. Tijdschrift voor Didactiek van de Beta-wetenschappen, 25(1), 51-70. https://www.fi.uu.nl/publicaties/literatuur/knippels_ea_2008.pdf

De onderwerpen uit de bètavakken zijn fascinerend en uitdagend, maar soms ook wel lastig om te begrijpen en te leren. Niet iedereen hoeft een ‘bèta-minnend’ persoon te worden, maar algemeen wordt toch wel op het belang gewezen van een goede voorbereiding op het burgerschap, waarin nu eenmaal bèta-aspecten een rol spelen. Niet alles op het gebied van ‘bèta-burgerschap’ past in de reguliere lessen van het onderwijs. Soms is het zelfs zo dat een museum, een website, een werkplaats of andere leer- en ontdek-omgeving veel meer kansen biedt.

Taakgebied
Sommige docenten voelen na enige jaren lesgeven (of intrinsiek altijd al) de behoefte om de kennis en vaardigheden die ze niet goed geïntegreerd krijgen in hun reguliere lessen op andere plekken aan te bieden. Wetenschapsmusea bieden hiervoor een uitstekend podium, maar ook maak-ateliers, culturele podia, websites en tijdschriften die net een andere insteek kiezen dan het reguliere curriculum.
Juist het niet werken volgens een vast curriculum geeft veel kansen om jonge mensen anders aan te spreken, iets aanvullends te bieden, en dat kan ook in de carrière van een bèta-docent een welkome stap of aanvulling zijn.

Eisen
Ook bij dit profiel geldt weer (net als de diverse andere carrière-profielen):
• recente onderwijservaring in het juiste vak en schooltype
• een flinke dosis creativiteit en talent voor het ontwerpen van materiaal (teksten, beeld, concrete materialen).
• goede (schriftelijke en visuele) uitdrukkingsvaardigheid

Competenties
In feite staan bij het lijstje eisen hierboven al belangrijke competenties omschreven. In Nederland zien we op diverse lerarenopleidingen dat naast de opleiding tot docent ook de opleiding tot medewerker wetenschaps-educatie en -communicatie wordt geboden. Soms twijfelen studenten sterk aan de keuze om voor de klas te gaan staan, dan kan het ook een goede stap zijn in deze hoek te kijken of het aansluit op je interesse en mogelijkheden.

Verdere informatie
Een plek om meer te lezen over het werk van science-centers en wetenschapsmusea is de VSC-website.
https://www.vsc-netwerk.nl/over-wetenschapsmusea-en-science-centers/

Zie ook het kaartje van NL met de 40 aangesloten leden:
https://www.vsc-netwerk.nl/waar-vind-je-ons-/

Het leiden van een onderwijsorganisatie (school, afdeling) biedt een aantrekkelijke kans voor een ervaren bèta-docent voor nieuwe stappen in de carrière. Onderwijsmanagers/schoolleiders zijn sleutelfiguren die indirect een belangrijke bijdrage leveren aan het primaire proces, bijvoorbeeld de leerprestaties van de leerlingen/studenten. Zij zijn visionair en ideeëngenerator en geven nieuwe impulsen. Als onderwijsmanager is het belangrijk om buiten de gebaande paden te denken en een duidelijk beeld te hebben hoe een onderwijsorganisatie voldoet aan de eisen van deze tijd.

Taakgebied
Onderwijsmanagers zijn een logisch onderdeel van een onderwijsorgansiatie. De werkzaamheden en taken kunnen echter verschillen, afhankelijk van de plek en het type organisatie.
Tot de kerntaken van de onderwijsmanager behoren de centrale beheers- en controlefuncties, alsmede de verantwoordelijkheid voor de duurzame kwaliteitsontwikkeling en -borging van de organisatie. Communicatie is een belangrijk onderdeel van het dagelijkse werk als manager: een fundamentele taak is het samenwerken met alle personen die bij het onderwijs betrokken zijn, zowel met de samenwerkingspartners van de organisatie als met partners buiten de organisatie. Bovendien vertegenwoordigt de manager de organisatie naar buiten toe. Naast de uitvoering van de onderwijsopdracht zijn managers verantwoordelijk voor het personeelsbeleid en het bestuur van de organisatie. Zij initiëren en controleren de organisatorische processen van de organisatie en voeren opdrachten van OCW uit.

Eisen
De eisen die aan schoolmanagers worden gesteld, zijn gebaseerd op de functieprofielen.
Managers worden doorgaans geselecteerd via een benoemingsprocedure voor onderwijsmanagers.

Competenties
Managers moeten een beeld hebben van goed onderwijs en hoe zij daar met persoonlijke competenties het verschil kunnen maken. Daarnaast moeten managers een goede kennis van wet- en regelgeving hebben om goed gefundeerde beslissingen te nemen. Verder is het belangrijk dat je ervaring hebt opgedaan op andere onderwijsgebieden en -organisaties. Dit kunnen, naast het werk bij onderwijsinstanties, ook bestuurlijke activiteiten op scholen zijn (bijv. sectievoorzitter, docent met speciale taken, …).
Managers hebben een coöperatieve en participatieve stijl van leidinggeven. Het leiderschap van een school vereist zeer goede management- en leiderschapsvaardigheden. Zij hebben veel verantwoordelijkheid, maar ook veel ruimte voor vormgeving.
Naast een sterk vermogen tot reflectie zijn een hoge mate van veerkracht, het vermogen om omstandigheden in twijfel te trekken en enthousiasme van groot belang. Ook is het essentieel om flexibel op zaken te kunnen reageren en mensen open tegemoet te treden.

Verdere informatie
OCW (2022) Hoe word ik schoolleider in het voortgezet onderwijs?
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/vraag-en-antwoord/hoe-word-ik-schoolleider-in-het-voortgezet-onderwijs

OCW (2022) Hoe word ik schoolleider in het basisonderwijs?
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/vraag-en-antwoord/schoolleider-primair-onderwijs

Lerarenopleiders hebben een cruciale functie bij het vorm en inhoud geven van de vakdidactiek van de verschillende bèta-vakken. Dat is een belangrijke inhoudelijke taak die vraagt om goede kennis van het vak en de vakinhoud, maar het is ook een taak waar veel ‘gevoel’ bij komt kijken: jonge mensen begeleiden bij de eerste stappen van het lesgeven vraagt mensenkennis en doet een groot beroep op empathie en bereidheid mee te denken in persoonlijke overwegingen.

Taakgebied
De lerarenopleidingen in Nederland kennen verschillende vormen:
• universitaire lerarenopleidingen, in principe een eenjarige opleiding, leidend tot een eerstegraads bevoegdheid
• lerarenopleidingen bij hogescholen, in principe een drie- tot vierjarige opleiding, leidend tot een tweedegraads (en ook eerstegraads) bevoegdheid in de diverse vakken van het voortgezet onderwijs (vmbo/havo/vwo) en mbo.
• pabo, pedagogische academie, basis onderwijs, vaak gesitueerd als een aparte opleiding binnen een hogeschool

Eisen
Het gaat primair om vakdidactiek, behorend bij de verschillende disciplines binnen het bèta-onderwijs: wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, nlt, informatica, o&o, techniek, e.d. Afhankelijk van de hierboven genoemde opleidingen worden eisen gesteld aan de opleiders. Sommigen menen dat dit helder wordt door te eisen dat men gepromoveerd is op een relevant gebied ten opzichte van het schoolvak (of -vakken). Dit heeft OCW onlangs nog eens herhaald. Anderen zien ook mogelijkheden voor een meer generieke achtergrond, bijv. onderwijskunde of andere opleidingen. Het is aan de opleidingen om hierin de eigen eisen te stellen.

Competenties
Zoals hierboven al genoemd vraagt het in feite om twee belangrijke aspecten: goed zijn wat betreft de inhoud/didactiek van het vak, en goed zijn wat betreft het omgaan met (jonge) volwassenen die op zoek zijn naar hun eigen kwaliteiten.

Verdere informatie
(2018). Ruim baan voor leraren. Een nieuw perspectief op het leraarschap. Den Haag: Onderwijsraad. https://www.fi.uu.nl/publicaties/literatuur/2018_ruim_baan_voor_leraren.pdf
Broeks, L., Bakker, W., Hertogh, E. and Van Meeuwen-Kok, J. (2018). Loopbaanpaden in het primair onderwijs. Utrecht: Berenschot. http://www.fi.uu.nl/publicaties/literatuur/2018_berenschot_loopbaanpaden.pdf
Dengerink, J., Onstenk, J. and Van der Meij, J. (Eds.). (2020). Leraar: een professie met perspectief (drie delen). Deel 2: Verbreding en verdieping in het beroep. Meppel: Ten Brink Uitgevers. https://www.fi.uu.nl/publicaties/literatuur/2020_leraar_professie_perspectief_2.pdf
Ros, A., Geijsel, F., Dengerink, J. and De Wit, B. (Eds.). (2020). Leraar: een professie met perspectief (drie delen). Deel 3: Een leeromgeving voor leraren. Meppel: Ten Brink Uitgevers. https://www.fi.uu.nl/publicaties/literatuur/2020_leraar_professie_perspectief_3.pdf
Schellings, G., Helms-Lorenz, M. and Runhaar, P. R. (Eds.). (2019). Begeleiding Startende Leraren: Praktijk en theorie. Antwerpen: Garant Uitgevers. https://research.wur.nl/en/publications/begeleiding-startende-leraren-praktijk-en-theorie
Snoek, M., De Wit, B., Dengerink, J., Van der Wolk, W., Van Eldik, S. and Wirtz, N. (Eds.). (2017). Beroepsbeeld van de leraar. Den Haag: Hogeschool van Amsterdam. https://www.fi.uu.nl/publicaties/literatuur/2017_beroepsbeeld-voor-de-leraar-vo.pdf
Snoek, M., Van Tartwijk, J. and Pauw, I. (Eds.). (2020). Leraar: een professie met perspectief (drie delen). Deel 1: Een veelzijdig beroepsbeeld. Meppel: Ten Brink Uitgevers. https://www.fi.uu.nl/publicaties/literatuur/2020_leraar_professie_perspectief_1.pdf
Van de Grift, W. (2009). International Comparative Analysis of Learning and Teaching in Math Lessons in Several European Countries. Utrecht: Inspectie van het onderwijs.

Het onderwijs draait om leren, en daar horen onlosmakelijk toetsing en beoordeling bij.
Het is belangrijk dat er professionals zijn die verstand hebben van zowel toetsing (wat is goede toetsing) als het onderwijs (wat willen we eigenlijk dat er geleerd wordt).

Taakgebied
Veel bèta-docenten hebben binnen hun school de gewoonte om met hun collega’s samen specifieke taken uit te voeren w.b. toetsing: ontwikkeling van schoolexamens (PTA), aanvullende beoordelings-opdrachten, e.d. Dit hoort in feite tot de standaard-taken van het docentschap. Het kan ook leiden tot extra taken (en dus deskundigheid) als het gaat om het werk binnen examen- en toetsings-commissies van een school.
Er is een grote groep docenten die zich uitgedaagd voelt om hun plezier en expertise in het maken van goede toetsopgaven te delen.

In Nederland is er een landelijk instituut voor toetsing, het Cito. Voor de diverse examenprogramma’s van de bèta-vakken wordt gewerkt met constructiegroepen en -fora. Docenten helpen dan bij het samenstellen van goede examens, door met creativiteit en vakinhoudelijke deskundigheid nieuwe en uitdagende toets-items te construeren.
Naast het Cito zijn er andere organisaties die zich specifiek richten op het toetsvraagstuk van het onderwijs, en daar eigen producten voor ontwikkelen.

Eisen
We nemen een lijstje over van het Cito (cito.nl, informatie richting docenten wat betreft constructie van items), omdat dit een goed beeld geeft wat er nodig is voor goede toetsing:
• recente onderwijservaring aan eindexamenkandidaten in het juiste vak en schooltype
• een flinke dosis creativiteit en talent voor analyseren, structureren
• interesse in digitaal (samen)werken met – ook – vakgerichte software
• vanzelfsprekende kwaliteiten als een goede schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid, feedback kunnen geven en ontvangen en stipt op tijd leveren

Competenties
Naast de vanzelfsprekende ervaring met het lesgeven in het betreffende vak/domein is er een dosis interesse nodig om de goede vraag te stellen, en dat is een vak apart. Spelen met de informatie in een item (overbodige informatie, beeld en tekst gecombineerd, etc.).
Je bent altijd een team-speler in de onwikkeling van toetsing en beoordeling, omdat hier in groepen gewerkt wordt. Je moet dus af en toe ook tegen kritiek kunnen als jouw creatieve product

Verdere informatie
Cito (2022). Werken bij Cito. https://www.cito.nl/over-cito/werken-bij-cito

Onderwijsmethodes geven houvast aan docenten in hun dagelijkse lessen, en in de planning gedurende een jaar en meerdere jaren. Methodes zijn niet verplicht of voorgeschreven door de overheid. De praktijk leert dat veel docenten met een commerciële methode werken, gemaakt door één van de Nederlandse educatieve uitgevers of een andere partij die zich toelegt op de aanbieding van les- en toetsingsmateriaal.
Het kan dus op een zeker moment in de carrière van een bèta-docent aantrekkelijk worden om de stap te maken naar een dergelijke uitgever en daar in één van de rollen een bijdrage te leveren aan goede lessen en aan goede werkvormen.

Taakgebied
We bedoelen in dit profiel van uitgever en ‘maker van materialen’ ook zeker de meer lokale en kleinere initiatieven van materiaalontwikkeling, niet alleen het werk van de grotere uitgevers. Regelmatig kiezen scholen/onderwijsorganisaties voor een eigen aanpak, omdat ze graag iets toevoegen aan het huidige aanbod, en/of dat ze ontevreden zijn over het gebodene, en meer specifiek voor de eigen leerlingen willen werken.
Dan ontstaan er taken binnen de eigen school, ondersteund met taakuren, om een dergelijke ontwikkeling van materiaal te faciliteren. Binnen het gebied van bèta-didactiek zien we bijvoorbeeld veel ontwikkeling rondom NLT, O&O, onderzoekend en ontwerpend leren en nieuwe ict-ontwikkelingen, en dat zit natuurlijk ook in de doorontwikkeling van de bekende bèta-vakken wi, sk, bio, na, inf, daar vinden continu aanpassingen plaats aan nieuwe mogelijkheden en inzichten.
Hier noemen we ook graag de ontwikkelingen rondom open leermiddelen. Voorbeelden zijn VO-content en diverse netwerken in het vo en de lerarenopleidingen, die les- en opleidingsmaterialen met elkaar delen, vaak in eerste instantie in een ‘gratis’ constructie, maar een zeker moment moet hier een meer infrastructurele oplossing komen (licenties, taakstellingen, e.d.).
We noemden al de specifieke rollen binnen de grotere educatieve uitgeverijen: je kunt methodeschrijver worden binnen een team van docenten, je kunt je toeleggen op een specialisme (het bouwen van ict-toepassingen bijvoorbeeld), of je hebt de ambitie uitgever te worden en leiding te geven aan het ontwerp- en uitgeef-proces.

Eisen
Een uitgever/ontwerper heeft enkele centrale kwaliteiten:
• recente onderwijservaring aan examenkandidaten in het juiste vak en schooltype
• een flinke dosis creativiteit en talent voor het ontwerpen van materiaal
• interesse in digitaal (samen)werken met – ook – vakgerichte tools (Excel, Geogebra, Coach, etc.)
• vanzelfsprekende kwaliteiten als een goede schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid, feedback kunnen geven en ontvangen en op tijd leveren

Competenties
In feite staan bij het lijstje eisen hierboven al belangrijke competenties omschreven. Het is ook weer niet zo dat je veel ervaring als docent moet hebben om een goede uitgever/ontwerper te worden, het is ook belangrijk dat er in het uitgeef-vak meerdere disciplines bij elkaar komen (creatieve sector, verstand van layout en communicatie, e.d.). Maar het blijft voor bèta-didactiek een must dat er veel zicht is op leerlingen kennen en kunnen, en wat er nodig is om leerlingen toe te rusten voor vervolg-opleidingen en voor de ontwikkeling van kritisch burgerschap. Dus bij uitstek: mensen met een flinke dosis bèta-docent-ervaring.

Verdere informatie
Regelmatig staan er vacatures bij de grote educatieve uitgevers. Die geven een beeld van de mogelijkheden.

ELWIeR en Ecent als één STEM