Lerarenopleidingen Science en Wiskunde/Rekenen

Constructivisme

Constructivisme is een theorie over leren. Constructivisten zien leren als actieve constructie van kennis gebaseerd op wat de leerling al weet. Leerlingen interpreteren nieuwe informatie in het licht van hun eigen structuur van voorkennis.

Geschiedenis

De constructivische visie op leren is gericht op de kwalitatieve veranderingen die bij leerlingen plaatsvinden. Onderwijzen is op te vatten als het creëren van een omgeving waarin lerenden worden gestimuleerd, geholpen en ondersteund bij het zelf opbouwen van waardevolle kennisinhouden en vaardigheden. Leerlingen komen in een leeromgeving met hun alledaagse ervaringen en een geheugenstructuur die in belangrijke mate gebaseerd is op die ervaringen. De leerling zal de opvattingen of concepties veranderen als gevolg van inpassing van nieuw aangeboden informatie in zijn geheugen. De leerling is zelf ook actief bezig met het maken van gevolgtrekkingen, van uitweidingen en met het leggen van relaties tussen oude en nieuwe kennis en opvattingen.

Het constructivisme vindt zijn wortels in het werk van Piaget, de Gestalt-psychologen Bartlett en Bruner, en in de onderwijsfilosofie van John Dewey. Er is geen eenduidige constructivistische leertheorie. Sommige constructivisten leggen vooral nadruk op de sociale constructie van kennis, het sociaal constructivisme, andere vinden het sociale aspect minder belangrijk.

Een van de belangrijkste namen die hoort bij het sociaal constructivisme is Lev Semyonovich Vygotsky (1896 – 1934). Vygotsky was een Russische ontwikkelingspsycholoog, die pas in de jaren 60 in de Westerse wereld ontdekt werd. Pas in de 80er jaren werd Vygotsky’s werk buiten het oostblok bekend. Vygotsky zelf werd beïnvloed door de vroege werken van Piaget.

Constructivisme kan gezien worden als een reactie op de traditionele manier van kennis overdracht. Traditioneel werden leerlingen min of meer gezien als passieve ontvangers van kennis of informatie. De docent brengt informatie en de leerling ontvangt en absorbeert de kennis. Volgens de constructivisten is leren een proces van actieve reconstructie en betekenisvol maken van de informatie die wordt aangeboden. De kennis die de leerling dan al heeft is essentieel voor het proces. Het enkel overbrengen van kennis zorgt voor misconcepties omdat de leerlingen niet actief betrokken worden bij het integreren van de nieuwe kennis met de kennis waarover ze al beschikken.

Constructivisme kan ook gezien worden als een reactie op het zelf ontdekkend leren dat in de jaren 60 in Amerika bij curriculum ontwikkeling een belangrijke plaats in nam. De gedachte erachter was dat als leerlingen zelf hun hypothesen formuleerden en toetsten, zij vanzelf het inzicht zouden krijgen hoe (wetenschappelijke)kennis ontstaat en zich ontwikkelt. Het zelfontdekkend leren zou de leerlingen moeten motiveren en elke ontdekking zou een beloning zijn. Maar de resultaten van het zelfontdekkend leren vielen tegen. Leerlingen ontdekten niet de theorie die de docenten graag zouden willen en waren minder gemotiveerd dan verwacht. Het zelfontdekkend leren hield geen rekening met de voorkennis van leerlingen. Deze kennis stuurt de leerlingen namelijk in een bepaalde richting. Leerlingen zien of interpreteren dingen anders dan de docent en daardoor ontwikkelen ze niet de juiste wetenschappelijke concepten.

Tegenwoordig wordt onder constructivisme verstaan dat leren een resultaat is van ‘mentale constructie’. Leerlingen leren door middel van nieuwe kennis actief te construeren en interpreteren deze nieuwe ervaringen en informatie op basis van wat ze al weten (Driver et al., 1994) Leren wordt beïnvloed door de educatieve context waarin de informatie wordt geleerd en door de overtuigingen en standpunten van de leerlingen.

Stromingen

Binnen het constructivisme zijn er verschillende stromingen:

In de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstond een nieuwe variant: het sociaal constructivisme. Deze opvatting gaat in tegen de opvatting dat leren beperkt kan worden tot de mentale activiteit van het individu, omdat daarin onvoldoende tot uiting komt dat alle leren is ingebed in een socioculturele context. Het sociaal constructivisme voegt twee kenmerken toe: het belang van de context waarin leren plaatsvindt en dat van samenwerking.

Leren vindt niet in afzondering plaats. De omgeving speelt een belangrijke rol. Veel leren gaat gepaard met het kennisnemen van gewoonten, gebruiken, kennis en vaardigheden die voor het adequaat functioneren als lid van een sociaal-culturele gemeenschap noodzakelijk zijn. Kennis is dus sterk gebonden aan de situatie waarin zij wordt verworven en de verwerving ervan komt tot stand door een persoonlijke interpretatie van de werkelijkheid. Kennis die los van elke concrete situatie en ervaring ontstaat, beklijft niet en is daardoor moeilijk toepasbaar. Kennis wordt door ieder mens op een eigen wijze geconstrueerd, waarbij men sterk wordt beïnvloed door de reacties en opvattingen in de sociale omgeving

Sommigen zijn de mening toegedaan dat ‘kennis’ veel sterker bepaald wordt door de interpretatie van het individu dan door de ‘objectieve’ werkelijkheid. Radicaal constructivisme ontkent het idee dat de wekelijkheid objectief kan worden waargenomen. Zij zeggen dat iedereen het op zijn minst anders ontvangt. In het radicaal constructivisme wordt niet langer uitgegaan van vooraf omschreven doelen, maar deze krijgen geleidelijk vorm tijdens het hele leerproces vanuit de leerbehoeften van de lerende. Daardoor verschuift de regulatie van het leerproces van ontwerper naar lerende, die zelf autonoom doelen en stappen daarheen bepaalt.
Ernst von Glasersfeld is een belangrijk persoon in deze stroming.

Anderen kunnen zich beter vinden in een evenwichtige interactie tussen het kennisdomein en de interpretatie door het individu. Het gematigd constructivisme stelt zich ‘realistischer’ op. Bij het ontwerpen van een leeromgeving respecteert ze zowel de aard van het kennisdomein als die van het lerende individu. De lerende wordt niet beschouwd als expert, maar als beginner of semi-expert, die nog niet helemaal aan zelfregulatie toe is. Vanuit die ‘realistische’ kijk wordt het evenwicht gezocht tussen vakinhoud en lerende enerzijds en tussen systematische, didactische ondersteuning en zelfsturing anderzijds.

De rol van de docent

Om het leerproces in de goede richting te leiden moet onderwijs de bruikbaarheid van kennis in een bepaalde context of cultuur duidelijk maken. Het is de taak van de docent om leerlingen te helpen betekenis te geven aan hun eigen leerervaringen.

De volgende aspecten zijn belangrijk in het onderwijzen in constructivistisch gedachtengoed:

Het onderwijzen kan niet als een transmissie van kennis worden bekeken. Het is beter als de docenten handelen als “gidsen aan de kant” en de leerlingen van kansen voorzien om de geschiktheid van hun huidige kennis te testen. De docenten moeten daarvoor de rol van faciliteerder aannemen. Waar een docent een didactisch verhaal houdt over het te leren onderwerp, moet een faciliteerder de leerling helpen om te komen tot het zelf begrijpen van de inhoud. De leeromgeving zou ontworpen moeten worden om de leerling te ondersteunen en uit te dagen.

Het leren is op vroegere kennis gebaseerd. De docent moet hierbij rekening houden met de voorkennis van leerlingen die zij hebben opgedaan. Deze hebben zij verkregen in de maatschappij, door persoonlijke ervaringen, opvoeding, media, ed. enerzijds en de bedoelde wetenschappelijke concepten anderzijds en het constructie proces daar tussen in. Dit daagt docenten uit, want zij kunnen niet veronderstellen dat alle leerlingen iets op dezelfde manier begrijpen. Verder, kunnen de leerlingen verschillende ervaringen op verschillende niveaus nodig hebben om kennis te kunnen ontwikkelen.

Als de leerlingen hun huidige kennis in nieuwe situaties moeten toepassen om nieuwe kennis op te bouwen, dan moet de docent leerlingen stimuleren tot leren, zodat hij of zij de huidige kennis van leerlingen aan het licht brengt. De docent kan ervoor zorgen dat de leerervaringen problemen bevatten die voor leerlingen belangrijk zijn, en dat de ervaringen die voor docenten en het onderwijssysteem hoofdzakelijk belangrijk zijn, achterwege worden gelaten. De docent kan ook groepsinteractie aanmoedigen. De interactie zorgt ervoor dat de leerlingen hun kennis kunnen verwoorden door deze te vergelijken met de kennis van de anderen.

Om nieuwe kennis actief op te bouwen is tijd nodig. Een goede reflectie op nieuwe ervaringen en het vergelijken van die ervaringen met de huidige kennis is nodig en vergt ruime tijd.

De rol van de docentenopleider

Als het leren een constructief proces is, en een instructie moet worden ontworpen, welke praktijken (trainingen) voor een professionele ontwikkeling kunnen leraren dan aanzetten om leerling-gecentreerd te onderwijzen?

De constructivistische professionele ontwikkeling biedt leraren tijd om hun visie expliciet te maken over
1. het leren (b.v., is het een constructief proces?), van
2. het onderwijs (b.v., is een leraar orator of facilitator, en wat houdt het begrip leraar in?), en
3. hun professionele ontwikkeling (b.v., is het leren van een leraar ook constructivistisch?)

Ook biedt dergelijke professionele ontwikkeling mogelijkheden voor leraren om hun kennis te testen en nieuwe kennis op te bouwen. Het aanleren van zulk een leerling-gecentreerd onderwijs kan niet via workshops. Een systematische, lange termijnontwikkeling die de praktijk toestaat, en bezinning over die praktijk, wordt vereist.

Het is ook nuttig om de stelregel van de opvoeder te herinneren, namelijk leraren onderwijzen zoals ze zelf onderwijs hebben genoten en niet op de manier zoals hen is gezegd les te geven. Het is niet goed dat trainers enkel nieuwe manieren van onderwijzen beschrijven en van leraren verwachten dat zij het geleerde vertalen in actie; volgens de constructivistische professionele ontwikkeling is het efficiënter om leraren te stimuleren tot activiteiten die zullen leiden tot nieuwe acties in klaslokalen.

Toepassingsvoorbeeld (video)

Achtergrondartikelen

Bronnen

 

ELWIeR en Ecent als één STEM