Lerarenopleidingen Science en Wiskunde/Rekenen

Intuïtie als basis voor moreel redeneren

Dit artikel gaat over de rol van intuïtie en emotie bij redeneren over (genetische) dilemma’s, en hoe deze informatie gebruikt kan worden om de oordeelsvorming van leerlingen te optimaliseren.

De kennis en toepassingen op het gebied van genetica nemen toe. Daardoor wordt het steeds belangrijker dat leerlingen keuzes kunnen maken in genetische dilemma’s. Bijvoorbeeld of ze zouden kiezen voor een genetische test. Nu ligt de nadruk op rationeel redeneren, maar er komen steeds meer aanwijzingen dat we onze keuzes maken op basis van intuïtie en emotie. Rationele overwegingen worden wel gebruikt, maar veelal alleen om de op intuïtie gekozen positie te verdedigen. Het is daarom belangrijk dat er bij de oordeelsvorming in de les aandacht besteed wordt aan intuïtie, emotie en ratio.

Moreel redeneren in geneticaonderwijs

Vanuit de psychologie en neurobiologie zijn er aanwijzingen dat we morele keuzes maken op basis van intuïtie en emotie. De rationele aanpak die in morele educatie meestal gebruikt wordt, lijkt dus niet meer voldoende te zijn. Dit onderzoek richt zich op hoe de nieuwe inzichten gebruikt kunnen worden in de klas.
Door middel van interviews is onderzocht:

  • hoe leerlingen moreel redeneren binnen genetische dilemma’s;
  • welke kennis ervaren leraren hebben over het morele redeneren van hun leerlingen.

In dit artikel vindt u:

  • informatie over rationeel, emotioneel en intuïtief redeneren, en het belang van dit onderscheid om (reflectie op) moreel redeneren te kunnen verbeteren;
  • de resultaten van het onderzoek.

Wat is er belangrijk voor een opleider?

Nieuwe inzichten in moreel redeneren impliceren dat het belangrijk is docenten te stimuleren om gebruik te maken van activiteiten waarin intuïtief, emotioneel en rationeel redeneren aan bod komen. Dit artikel geeft inzichten in:

  • moreel redeneren;
  • de rol van intuïtie en emotie in moreel redeneren;
  • hoe reflectie op het moreel redeneren van leerlingen verbeterd kan worden.

Deze inzichten kunnen gebruikt worden om docenten in opleiding te ondersteunen op het gebied van oordeelsvorming van leerlingen.

Wat kan een docent er aan hebben?

Verschillende vormen van redeneren worden beschreven en er wordt beschreven hoe de reflectie op moreel redeneren van leerlingen verbeterd kan worden. Dit artikel kan een docent helpen om leerlingen beter te begeleiden bij hun oordeelsvorming. Dit is belangrijk, want zo kunnen leerlingen in de toekomst beter omgaan met dilemma’s (bijvoorbeeld rondom genetica).

Inhoud en opbrengst van het onderzoek: theorie over redeneren

Er wordt in dit onderzoek onderscheid gemaakt in drie vormen van redeneren:

  • Rationeel redeneren. Hieronder vallen twee soorten argumenten: ‘hypothetisch, logisch beredeneerd’ en ‘empirisch, bewezen feiten’
  • Emotioneel redeneren. Hier gaat het om empathie, maar ook om emoties zoals boosheid, vreugde, verdriet, angst en verbazing
  • Intuïtief redeneren. Hier gaat het om ‘meteen weten’ zonder dat je je bewust bent van de psychologische processen die je hebt doorgemaakt om tot die conclusie te komen. Ook ‘prima facie plichten’ vallen hieronder. Dit zijn verplichtingen die je intuïtief weet en vanzelfsprekend zijn, zoals trouw, rechtvaardigheid en dankbaarheid.

Intuïties zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Ze gaan uit van:

  • emoties die je voelde tijdens bepaalde acties
  • zelfreflectie op de actie
  • feedback van anderen die je gekregen hebt op deze actie. Vooral feedback van mensen die belangrijk voor je zijn draagt bij.

Reflectie en feedback kunnen gebaseerd zijn op rationeel redeneren. Daarom heeft intuïtie zowel een emotionele als rationele basis.

In de klas wordt meestal van leerlingen gevraagd om hun mening te onderbouwen met argumenten. In deze situatie vormt de leerling (onbewust) op basis van intuïtie een mening. Vervolgens bedenkt de leerling (rationele) argumenten om deze mening te onderbouwen. Er worden dan wel rationele argumenten gebruikt, maar dit zal er zelden toe leiden dat leerlingen hun mening veranderen. Als leerlingen niet uitgedaagd worden om hun intuïties (of emoties) te evalueren, dan zullen zij hun morele redeneren niet verbeteren. Sommige intuïties zijn bijvoorbeeld gebaseerd op ‘onderbuikgevoel’. Rationeel (zelf)onderzoek is daarom belangrijk. Dit kan door te reflecteren op de intuïties en emoties. De reflectie kan leiden tot nieuwe inzichten, waarmee toekomstige intuïties veranderd kunnen worden. Leerlingen kunnen hun intuïties veranderen door zelf te reflecteren of door te reflecteren met hulp van medeleerlingen of leraren die ze vertrouwen.

Inhoud en opbrengst van het onderzoek: redeneren bij genetische dilemma’s

De onderzoeksopzet wordt apart beschreven voor de leerlingen en leraren.
Leerlingen
Vraag: Hoe komen leerlingen tot een moreel oordeel?
Methode: Vijftien 14-15-jarige studenten (zowel beroepsonderwijs als vwo) zijn individueel geïnterviewd. Alle leerlingen hadden lessen gehad over Mendeliaanse genetica, maar ze hadden nog niet gediscussieerd over de genetisch dilemma’s die in het interview gebruikt werden. In het interview werd gevraagd van welke redeneringen zij gebruik maken wanneer zij een belangrijke beslissing moeten nemen. Daarna werden cases bediscussieerd waarin af en toe aan de leerlingen gevraagd werd hoe ze aan een bepaalde opmerking kwamen. De leerlingen werd verzocht om aan te geven of zij zich baseerden op ratio, emotie of intuïtie (zelfgerapporteerde redeneringen). Bij het analyseren van de data werden antwoorden van leerlingen onderverdeeld in de categorieën ratio, emotie en intuïtie (feitelijke redeneringen).
Leraren
Vraag: Welke kennis hebben ervaren leraren over het morele redeneren van hun leerlingen en hoe gebruiken ze die eventuele kennis in hun lessen?
Methode: Negen ervaren biologieleraren van acht verschillende scholen (vijf religieuze scholen en vier openbare scholen) zijn individueel geïnterviewd. Er werd onder andere gevraagd naar hun zienswijze over het redeneren van leerlingen.

De resultaten worden apart beschreven voor de leerlingen en leraren.
Leerlingen
Zelfgerapporteerde redeneringen: Geen van de leerlingen zei dat ze de drie vormen van redeneren gebruiken. Als hoofdzakelijke redenering gaf van alle leerlingen 53% aan dat ze emotionele redeneringen gebruikten, 20% rationele redeneringen en 26% zowel emotionele als rationele redeneringen. Geen van de leerlingen noemde hier intuïtieve redeneringen.
Feitelijke redeneringen: Alle leerlingen gebruikten de drie vormen van redeneren.
Leraren
Alle leraren noemden twee manieren van redeneren door leerlingen: rationeel en emotioneel (waarbij emotioneel redeneren gebaseerd is op gevoelens of intuïtie). Slechts één leraar vertelde dat zij ook echt rekening hield met deze verschillende manieren van redeneren. Geen van de leraren maakte onderscheid tussen emotioneel en intuïtief redeneren.

Alle leerlingen maakten gebruik van zowel emotioneel, intuïtief als rationeel redeneren. Zij waren zich hier niet bewust van. Zowel de leerlingen als de leraren maakten geen duidelijk onderscheid tussen emotioneel en intuïtief redeneren. Om moreel redeneren van leerlingen te bevorderen, is reflecteren op emotionele en intuïtieve redeneringen belangrijk. Een kanttekening hierbij is of het wel belangrijk is om een onderscheid te maken tussen emotioneel en intuïtief redeneren. Want geen van de geïnterviewde leerlingen of leraren maakt hier in praktijk een conceptueel onderscheid tussen.

Het is belangrijk om activiteiten te ontwikkelen waarin intuïtief, emotioneel en rationeel redeneren aan bod komen. Bijvoorbeeld activiteiten:

  • die leerlingen stimuleren hun subjectieve zienswijze in een bepaald dilemma te analyseren en alternatieven te bedenken
  • die leerlingen stimuleren om naar de waarden achter hun emoties te kijken
  • waarbij leerlingen moeten reflecteren op andere mogelijke waarden en perspectieven
  • waarbij leerlingen hun intuïties rationeel moeten controleren

In vervolgonderzoek zal gefocust worden op ontwerp, implementatie en evaluatie van zulk soort leeractiviteiten (waarbij er vanuit gegaan wordt dat leerlingen al een (intuïtieve) mening hebben voordat de morele dilemma’s bediscussieerd worden).

Artikel over dit onderzoek

Gerelateerde literatuur

  • Haidt, J. (2001). The emotional dog and its rational tail: A social intuitional approach to moral judgement. Psychological Review, 108, 814-834.
  • Download: Overbeek M., Knippels M.C.P.J. & Bakker de E.P.H.M. (2015). Een dialoog in de klas over morele dilemma’s. Podium voor Bio-Ethiek, 22:1, 4-7

ELWIeR en Ecent als één STEM