Lerarenopleidingen Science en Wiskunde/Rekenen

Omgaan met leefwerelddenken

In de vakdidactiek is het belangrijk dat aanstaande/beginnende docenten zich er van bewust worden dat ze diverse woorden gebruiken die voor leerlingen een andere betekenis hebben dan voor hen zelf (bijvoorbeeld ‘kracht’ of ‘energie’ of ‘straling’, etc.) We willen dat ze gaan onderzoeken welke betekenissen hun eigen leerlingen hanteren en dat ze manieren gaan ontwikkelen om hier mee om te gaan.

Dit is een bijdrage voor opleiders, vanuit het voorbeeld ‘kracht en beweging’.

 

In een eerste bijeenkomst over leerlingdenkbeelden is het thema beperkt tot één onderwerp in de schoolnatuurkunde, namelijk ‘kracht en beweging’. Dit als voorbeeld voor de tweede bijeenkomst waarin de studenten zelf in duo’s voor een ander onderwerp een half uur bijeenkomst vullen. In deze eerste bijeenkomst moet het bewustwordingsproces op gang komen. Aan het eind van de bijeenkomst zouden de studenten een beeld moeten hebben van de problematiek, zin moeten hebben gekregen om hier zelf wat meer over te weten te komen (theorie en eigen praktijk), en enkele globale ideeën over wat ze er in de klas mee zouden kunnen doen.

Een vragenlijst invullen op twee manieren, namelijk als natuurkundige en als leerling.

Totaal 120 minuten

  • 5 minuten inleiding
  • 20 minuten vragenlijst bespreken
  • 20 minuten protocol van klassegesprek (lezen en bespreken)
  • 15 minuten verschillen tussen leefwerelddenken en fysica
  • 15 minuten onderzoeksliteratuur en onderwijsstrategieën
  • 30 minuten schoolboekanalyse
  • 15 minuten afronding
  • Bryce, T. and MacMillan, K. (2005), Encouraging conceptual change: the use of bridging analogies in the teaching of action-reaction forces and the ‘at rest’ condition in physics. International Journal of Science Education 27 (6), 737-763.
  • Dekkers, P.J.J.M., and Thijs, G.D. (1998) Making productive use of Students’ Initial Conceptions in Developing the Concept of Force. Science Education, 82, 31-51.

Een samenvatting van: Lijnse, P.L. en Klaassen, C.W.J.M. (1995), Over het interpreteren van leraar- en leerlinguitspraken in natuurwetenschappelijk onderwijs. Tijdschrift voor Didactiek der beta-Wetenschappen 13 (1), 38-63

Het gebruikte protocol komt uit het artikel: Lijnse, P.L. en C.W.J.M. Klaassen (1995), Over het interpreteren van leraar- en leerlinguitspraken in natuurwetenschappelijk onderwijs. Tijdschrift voor Didactiek der beta-Wetenschappen 13 (1), 38-63.

Hierin wordt het protocol besproken vanuit het perspectief van ‘de gewone leraar’, en in termen van ‘misconcepties’, respectievelijk ‘alternatieve concepties’. Vervolgens wordt hier een eigen analyse door de auteurs aan toegevoegd. En er worden twee bekende strategieën (conflictstrategie en overbruggingsstrategie) besproken.

Kern van de argumentatie is dat er in de ogen van de auteurs geen sprake is van een verschil in overtuiging tussen docent en leerling, maar een verschil van betekenis van de woorden die beiden gebruiken. De leerling hoeft dus ook niet iets af te leren, maar moet via goed onderwijs behoefte krijgen om woorden op een andere manier te gaan gebruiken. Of concreet: De leerling Jet in het protocol hoeft het niet oneens te gaan worden met haar eigen uitspraak ‘de luchtkussenbaan oefent geen kracht uit’ omdat iedereen die de betekenis kent van haar woorden ‘een kracht uitoefenen’ het met haar eens zal zijn. We willen echter wel dat zij middels onderwijs het eens gaat worden met de leraar’s uitspraak ‘de luchtkussenbaan oefent een kracht uit’. Daarvoor zal zij echter eerst moeten leren wat de leraar met zijn uitdrukking ‘een kracht uitoefenen’ bedoelt.

De inzet van het protocol in de bijeenkomst vakdidactiek heeft niet als doel om studenten direct naar deze inzichten te leiden! Het vormt een eerste aanleiding om na te denken over wat leerlingen nu eigenlijk zeggen, wat zij daar mee bedoelen, en waarom zij moeite hebben met wat de leraar wil uitleggen. Wanneer de opleider de discussie over het protocol begeleidt zou zijn inbreng dus alleen daarop gericht moeten zijn (vragen naar wat er nu eigenlijk bedoeld wordt door bepaalde leerlingen).

In een later deel van de middag wordt aandacht besteed aan strategieën uit de hoek van het constructivisme, waarbij aan studenten gevraagd kan worden of zij denken dat zoiets in het geval van het protocol zou werken. En vervolgens kan verwezen worden naar het artikel waarin studenten zelf kunnen lezen waarom de auteurs denken dat dit niet zal werken. Belangrijk is wel om dit te relativeren: voor Jet zal de strategie niet werken, maar voor diverse andere leerlingen waarschijnlijk wel. Dit lijkt in ieder geval naar voren te komen uit onderzoeksliteratuur. En wat zou wel een goede ingang voor Jet kunnen zijn?

ELWIeR en Ecent als één STEM